top of page
Foto van schrijverWouter Knaepen

Ecoduct kiest voor inheemse biodiversiteit

Bijgewerkt op: 15 jun. 2020

Eén van de belangrijkste doelstellingen van Ecoduct is de biodiversiteit in Vlaanderen verhogen in stedelijk gebied, maar waarom doen we dat juist?


De Europese commissie definieert biodiversiteit als volgt: “Biodiversiteit is een term die we gebruiken om de rijkdom van de natuur aan te duiden. Het gaat om de grote verscheidenheid aan dieren, planten, habitats en genen. Biodiversiteit zorgt door de interactie met omgevingsfactoren voor ecosystemen waarin organismen kunnen leven, zoals bijvoorbeeld de mens.


Laten we even dieper ingaan op deze definitie.


De meest voor de hand liggende factor voor biodiversiteit is soortenrijkdom en de verscheidenheid aan levensvormen. Kortom, hoe meer soorten, hoe hoger de biodiversiteit, maar dat is zeker niet alles.


Een tweede factor is de abundantie of talrijkheid van de individuele soorten. Dat is makkelijk uit te leggen aan de hand van een voorbeeld. Stel je voor dat zowel op veld A als op veld B 10 soorten voorkomen. Op veld A zijn de aantallen per soort ongeveer gelijkaardig verspreid, maar in veld B is er één soort duidelijk dominant en neemt 90% van het oppervlak in, de andere soorten komen slechts hier en daar voor. Dan is de biodiversiteit op veld A veel hoger dan op veld B.


Een derde factor die net zo belangrijk is, is de genetische diversiteit. Om het volledig uit te leggen is een cursus populatiegenetica nodig, maar het komt neer op het volgende:


Grote populaties hebben meestal meer genen gebundeld (grote genenpoel) dan een kleine populatie. Het kan wel eens gebeuren dat een grote populatie in het verleden door een zogenaamde “bottleneck” is gegaan, waarin de populatie enorm klein werd door bijvoorbeeld een natuurlijke ramp. Na zo’n ramp kan de populatie terug groter worden door zich voort te planten, maar dus met een beperkte genetische diversiteit, hoe groot die populatie ook wordt. Dergelijke populaties alsook de kleine populaties zijn veel vatbaarder voor veranderingen in het ecosysteem of voor ziektes. Hoe meer genetische diversiteit, hoe beter een populatie tegen een stootje kan en zich kan aanpassen aan veranderingen.


Door de fragmentering van Vlaanderen zijn er veel kleine populaties ontstaan die amper genetische uitwisseling hebben met elkaar. Dit kan verholpen worden door corridors en ecoducten aan te leggen zodat kleine (meta)populaties* makkelijker in contact komen met elkaar en zo door onderlinge voortplanting meer genen kunnen uitwisselen. Een ecoduct is een brug over een weg of andere barrière dat natuurlijke gebieden met elkaar verbindt en werd daarom als naam gekozen van ons bedrijf. Wij bouwen symbolische bruggen tussen natuurgebieden onderling en met mensen via bedrijventerreinen, tuinen, speelplaatsen en gemeentegronden.

Soortenrijk grasland © Wouter Knaepen


Ook een andere reden waarom we streven naar een hogere biodiversiteit staat in de bovenstaande definitie. Soorten interageren onderling en met omgevingsfactoren om zo een ecosysteem te vormen waarin jij en ik kunnen overleven. De verscheidenheid aan soorten is belangrijk voor het blijven voortbestaan van evenwichtige ecosystemen, waar elke soort zijn eigen niche* kan innemen. Neem één voor één soorten weg en het ecosysteem stuikt in elkaar.


Een gezond ecosysteem valt niet te onderschatten en levert ons allerhande gratis diensten, zogenaamde ecosysteemdiensten. Een typisch voorbeeld zijn de bijen en andere insecten die bloemen bevruchten en er dus voor zorgen dat er allerhande groenten en vruchten kunnen groeien, onmisbaar voor onze voedselproductie. Een ander goed voorbeeld zijn de mangrovebossen die buffers vormen tegen stormen en zelfs tsunami’s. Dichter bij huis zorgen ook onze duinen en grote slikke en schorre gebieden voor die buffer, maar die verdwijnen stelselmatig. Dat we in het verleden de Schelde recht trokken, polders indijkten en kaaimuren aanlegden, maakte het nog erger en zorgde voor grote overstromingen tijdens stormweer. Daarom werd in Nederland het Deltaplan opgesteld en naar analogie later in Vlaanderen het Sigmaplan (met de S van Schelde) om gebieden te creëren waar overtollig water kan instromen, denk maar aan alle GOG/GGG* natuurgebieden langs onze rivieren.

Broedende kluten in de Polders van Kruibeke, Vlaanderen's grootste overstromingsgebied

© Wouter Knaepen


In het algemeen gaan we slecht om met water. In Vlaanderen is 16% van het totale oppervlak verhard, in stedelijke omgeving kan dat oplopen tot 51%. Daardoor ontstaat een groter risico op overstromingen, minder waterinfiltratie, warmere steden en dorpen, minder CO2-opslag door planten en de bodem, en tenslotte een verlies aan biodiversiteit. Daarom is het ontharden [blog] van onze omgeving zo belangrijk.


Een ander gevaar voor de biodiversiteit loert bij uitheemse planten en dieren. We maken daar een opsplitsing tussen “exoten” en “invasieve exoten”.


Exoten zijn soorten die doelbewust door de mens geïntroduceerd zijn buiten hun natuurlijke leefomgeving. Veel van deze soorten zijn als tuinplant of huisdier binnen gekomen of al dan niet per ongeluk meegebracht via wegen-, water- of luchtverkeer. De meeste van deze soorten veroorzaken geen problemen omdat ze in ons klimaat niet goed kunnen gedijen, maar ze hebben ook niets toe te voegen aan onze natuur.


Een klein percentage van die soorten echter, veroorzaken wel problemen en soms op enorme schaal omdat ze de neiging hebben massaal uit te breiden. Deze soorten hebben een negatieve impact op de landbouw, volksgezondheid, infrastructuur en/of natuur en noemen we daarom invasieve exoten. Bekende voorbeelden zijn de Japanse duizendknoop, de vlinderstruik [blog], de buxusmot en de Canadese gans.


Die laatste soort kwam onlangs nog in het daglicht te staan, toen Animal Rights opmerkte dat enorm veel Canadese ganzen vergast worden en daar willen zij verandering in brengen, maar andere oplossingen blijken niet efficiënt te zijn of zorgen voor nog meer dierenleed (cfr. Natuurpunt), het is dus kiezen voor het kleinste kwaad. Even het probleem schetsen:


De Canadese gans kwam oorspronkelijk voor in Noord-Amerika, waar de soort zijn plaats heeft in het ecosysteem en de populatie dus gereguleerd wordt door voedselaanbod en natuurlijke vijanden. Door het houden van deze ganzensoort in onze contreien sinds de 19e eeuw en het ontsnappen van ontzettend veel exemplaren, kon de soort zich vestigen en stevig uitbreiden. Samen met nog vele andere soorten ganzen, zoals parkganzen en nijlganzen, berokkenen ze veel schade aan gewassen in de landbouw en onze natuur. Daarom werd beslist dat deze soorten moeten bestreden worden.


Daar eindigt het verhaal niet, we kunnen namelijk het probleem gedeeltelijk oplossen door preventieve maatregelen te nemen. De ganzen houden van kort gemaaide gazons en waterpartijen waarlangs geen hoge vegetatie staat. Zodra het gras hoog staat of de oevers dik begroeid zijn, komen ze niet. Dit verhaal past dus perfect in het plaatje van Ecoduct. Creëer biodiversiteit door juist beheer van graslanden, bloemenweides en vijvers en help zo de diervriendelijke en preventieve bestrijding van o.a. de Canadese gans.

Canadese ganzen © Wouter Knaepen


Biodiversiteit is op deze manier de oplossing voor het probleem en zo kennen we nog een voorbeeld. Deze keer is het geen exoot, maar een inheems vlindertje die voor serieus wat irritatie zorgt: de eikenprocessierups. De laatste jaren horen we steeds vaker dat deze rups met irriterende haartjes voor ongemak zorgt. De processierups kan zich zo sterk uitbreiden omdat er iets mis is met het evenwicht van het ecosysteem. Terwijl vroeger de soort ook algemeen was, waren er toch minder problemen omdat er genoeg predatoren aanwezig waren die het merendeel van de rupsen op aten. Door biodiversiteitsverlies echter, krijgt de rups vrij spel en het vlindertje profiteert daarvan. Er is al veel uitgeprobeerd om de rups te bestrijden, maar zonder veel succes. Nu blijkt dat de meest efficiënte manier het aantrekken is van hun natuurlijke predatoren, nl. mezen en vleermuizen. Met andere woorden, er samen voor zorgen dat de biodiversiteit zich kan herstellen en zo het evenwicht in het ecosysteem weer gezond kan worden. Een mooi succesvol verhaal speelt zich af in het provinciaal domein Rivierenhof te Antwerpen, waar de domeinwachters samen werkten met een lokale school om nestkasten voor mezen op te hangen ter bestrijding van de eikenprocessierups. Hetzelfde geldt voor de exotische buxusmot, ook die nachtvlinder kan best bestreden worden door de biodiversiteit te verhogen (en de exotische buxus te verwijderen).

Koolmees met rups © Wouter Knaepen


Moraal van het verhaal: laten we samen de biodiversiteit in Vlaanderen verhogen om onze omgeving leefbaar te houden. Elke onderneming om dat doel te bekomen, helpt.


Twijfel niet om ons te contacteren voor advies of een beheerplan, kennis is belangrijk in het optimaliseren van jouw terrein.

*Metapopulatie: een verzameling van (kleine) populaties die nog wel beperkte genenuitwisseling hebben door een aantal ronddwalende individuen.

*Niche: omschrijft hoe de soort gebruikt maakt van omgevingsfactoren als vochtigheid, voedseltype, nestgelegenheid en wat zijn effect is op andere soorten. Bijgevolg hangt de niche van een soort heel nauw samen met de rol van deze soort in een ecosysteem.

*GOG/GGG: Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij



Bronnen en interessante links

Hickman, Cleveland P, Larry S. Roberts, and Allan Larson. Integrated Principles of Zoology. Boston, Mass: WCB/McGraw-Hill, 1997.


346 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comentarios


bottom of page